Al een hele week probeer ik de gedachte aan vandaag te blokken. En een aantal ochtenden na mekaar was ik blij dat het nog niet deze ochtend was. Maar vanmorgen was er geen weg meer rond: mijn kleine prinses zou weer voor een week kleine kampeerder worden.
Wat het deze keer extra hopeloos maakte, was dat dochterlief er zelf geen zin in had. Voor haar 'laatste nacht samen' had ze papa's plaatsje naast mij in bed weten te veroveren en van zo gauw haar oogjes vanmorgen opengingen, spreidde ze haar armen naar me en zei ze met een klein droevig stemmetje: "Ik ga jullie zo hard missen mama, ik wil écht niet gaan...". Net wat deze weke moeder nodig had...
Ik raapte alle moed bijeen en nam mezelf voor nog één keer van m'n hart een steen te maken. Met een overtuigende "maar het wordt reuzeleuk" en "voor je 't weet is 't voorbij en rijden jij en ik samen naar zee", wist ik haar uit bed en in scouts-tenue te krijgen.
De laatste vinkjes op de meeneemlijst, een dikke knuffel voor Snuffie konijn, op 't schijten van de markt nog een family-selfie 'voor onder 't kopkussen' en weg-waren-wij.
Onderweg naar Kampenhout - toen er weer tranen dreigden te komen, omdat het mama-armbandje dat ze nog zo graag voor me wilde maken helemaal op 't einde sneuvelde - beloofde ik haar een kampplaats vol bomen. En toen hadden we eindelijk onze bestemming bereikt. The place-to-be. Het walhalla der kampeerders-kinders. Of wat daarvoor moest doorgaan...
Ik telde anderhalve boom op het idyllische kampdomein (tot zo ver mijn mooie belofte), ik plaste zeker een halve meter boven het goorste toilet ooit met maar één gedachte: "was ik nu maar een vent", en ik meed bewust een blik in de keuken.
Hoogtijd om te gaan, want het werd plots heel duidelijk dat ik het niet lang meer droog ging houden.
En toen we 5 minuten later richting autostrade reden en de regen met bakken naar beneden kwam gevallen, huilde ik stilletjes een potje met de hemel mee...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten